Desalniettemin. Héérlijk woord vind ik dat. Zo heerlijk dat ik de onbeschrijflijke drang voel het te pas en -of vooral- te onpas te gebruiken. Zomaar, omdat het mooi klinkt, maar vooral omdat het een hele mond vol is voor een woord dat eigenlijk net zo goed kan worden vervangen door 'nochtans' of 'toch'. 'Nochtans' bekt echter niet half zo mooi als 'desalniettemin' en mijn zin om zomaar ergens te gaan 'nochtansen' is veel minder groot. Ik bemin 'desalniettemin'. Mensen worden echter snel lastig van woorden van dat kaliber. Daarom word ik vaak op fronsen onthaald wanneer ik uitpak met woorden als 'sip' of 'sneu', hoe sip ik dan ook ben en hoe sneu ik het ook mag vinden. Het is niet enkel uit voorliefde voor die woorden dat ik ze gebruik, maar vooral omdat ze een stuk beter passen bij mijn gevoel dan pakweg 'verdrietig' of 'triest'. Ik ben totnogtoe echter nog niets 'zoek' geraakt, want daar doe ik niet aan mee. Dingen zijn bij mij altijd 'kwijt', omdat 'kwijt' ook een stuk lomper klinkt dan 'zoek'. Dat wil echter niet zeggen dat ik nooit iets zoek zal geraken. Ik heb simpelweg nog nooit de kans gehad, denk ik. Net zoals ik nog nooit de kans had om 'verhip' te zeggen in plaats van 'miljaar'. Als er één ding is dat ik wil kunnen zeggen, is het wel 'verhip', maar dat is enkel weggelegd voor mensen die zich een hoedje kunnen schrikken en ook dat is vooralsnog niet gebeurd. Mocht ik me de komende dagen iets schrikken, dan mag het zeker een hoedje zijn, of een warme muts, want dat is hier meer dan nodig.
Om af te sluiten, een klassieker:
Desalnietteminderwaardigheidscompleksteroog.
Kameelektrochocolademoessonregenboog.
Kannikakafonietjesmachiiiiiiiiiiiiiineonderdeel.