dinsdag 31 augustus 2010

Gij

Gij zijt wat ik mij herinner
en wat ik nog van u weet.
Gij zijt woorden die ge uitsprak,
en de dingen die ge deed.

Gij zijt hoe ge mij deed voelen,
gij zijt passie, gij zijt pijn.
Gij zijt vingers langs mijn lippen,
gij zijt wie ge mij liet zijn.

Ik boetseer u uit mijn dromen,
tot ik mij er neer bij leg.
Ik beeldhouw u uit verledens,
wat niet “gij” is, kap ik weg.

Veel te laat besef ik dat ik
mij voor niks heb uitgesloofd.
Gij” zijt honderd keren schoner
in de beelden in mijn hoofd.

vrijdag 13 augustus 2010

Barsten

Ik heb u kapot gekregen,

dus heb ik u weer gemaakt

en omdat gij te perfect waart

heb ik u nog eens afgekraakt.


Ik heb gebroken en gewrongen,

u vernederd en gescheurd

en wat ge weer kon plakken

heb ik bespot en afgekeurd.


Ik heb gelachen met de brokken

als ge weer in duigen lag,

niet omdat ge het verdiende,

maar opdat zij u lijmen mag.


Zij mag u van mij pikken,

voor mijn part zijt ge vrij.

Uw schoonheid mag ze hebben

maar uw barsten zijn van mij.

zaterdag 7 augustus 2010

Nodig

Ge voelt aan alsof ge lucht zijt,
ge weegt niks, maar ge bestaat.
Ik wist niet dat gij zo diep zat,
maar ik voel het als ik praat

dat gij hangt aan al mijn woorden,
dat ge zweeft op mijn geluid.
Ge ligt genesteld op mijn lippen,
dus ik spreek u niet meer uit.

Ik heb u nodig als mijn lichaam,
of als wat mijn lichaam voedt.
Gij zijt mijn hart niet, noch mijn longen,
maar ge gutst als waart gij bloed.

Ge bestuurt mij, ge beleeft mij,
ge houdt mij recht als mijn gestel.
Ik durf u niet meer te lossen,
want dan ben ik enkel vel.

donderdag 5 augustus 2010

Blutsen

Ge waart gaver voor ge mij had.
Ge waart meer heel en in één stuk
ondanks uw barsten en uw breuken
en uw talent voor ongeluk.

Maar het lijkt u niet te deren
dat ik u wakker houd en terg,
en gij staat daar maar te lachen
en ge zegt:”Ik vind't niet erg,

want ik stond al vol met blutsen
en die hebt gij niet gezet.
En als ik ziek word van mijn eigen
dan hebt gij mij niet besmet.

Ik lig in duigen en daartegen
heb ik niet echt een bezwaar,
want gij zijt puzzels, gij zijt scherven,
dus we passen in elkaar.”

dinsdag 3 augustus 2010

Dichter, bij u

Ik denk dat ik u van ergens ken.
Ik heb u duizend keer verteld,
gescandeerd en opgezegd
en al uw letterkes geteld.

Met wat geluk ken 'k u vanbuiten.
Al uw ogen en uw mond,
de grote lijnen van uw lichaam,
en ik geloof da'k u verstond.

Als ge wilt, moogt gij mij lezen,
want gij zijt voor wie ik schrijf,
en als mijn metrum dat van u is
en ge vindt u in mijn lijf,

wel, dan moogt ge op mij schrijven
wie ge zijt en wie ge waart.
En dan zal ik weer op u rijmen,
eerst omarmend, dan gepaard.