woensdag 17 november 2010

Tweet-Tweet

140 tekens, 20 minder dan een sms-bericht, en daar moet je het maar mee doen op Twitter. Ideaal voor wie kort van stof is, of voor de koning der oneliners. Bart De Wever zou er geweldig in zijn. Maar ik ben geen Bart De Wever, en dat is maar goed ook. Eén reden waarom de redder des vaderlands zich niet met Twitter bezighoudt, is misschien omdat België zich het tweeten nog niet eigen heeft gemaakt. In tegenstelling tot in de Verenigde Staten, zijn het voornamelijk journalisten, celebrities en internetfanaten die België in deze microblogosphere vertegenwoordigen.

Vanzelfsprekend, lijkt me. Een tweede grote verschil tussen de Twitterende Amerikaan en de Twitterende Belg, is dat er in tweetend België een stilzwijgende regel bestaat enkel te tweeten als je iets interessants te zeggen hebt. Aan die regel veeg ik vaak vierkant mijn virtuele voeten, en daar geef ik de Facebookstatusvrijheid de schuld van. Op Facebook kan je namelijk je hele leven in het lang en in het breed kwijt, tot hoe lang je op het toilet zit toe -thank god voor de 'verberg'-knop. Nee, op Twitter kan je maar beter iets zinnigs te zeggen hebben, en daar knelt het schoentje: door de overload aan journalisten en internetspraakmakers is het moeilijk nog iets nieuws te zeggen.

Stel dat je dan eindelijk iets hebt gevonden om de volle 140 tekens aan te wijden, dan is de vraag nog maar voor wie je uiteindelijk tweet. Als niemand een Twitter-account heeft, waarom zou je dan tweeten? Slechts een half procent van alle Belgen heeft ooit getweet, en dat terwijl ongeveer de helft van de Belgen een Facebookaccount heeft. Je kan het een beetje vergelijken als praten tegen een muur. Daardoor laten veel twitteraars, zo'n twintig procent, hun account al snel voor wat het is. Wie op Facebook oeverloos over alles kan zwetsen, én foto's kan delen, én zo'n 300 vrienden heeft, heeft geen boodschap aan het elitaire Twitter.

Slecht is Twitter echter hoegenaamd niet, zwaar onderschat des te meer. Je kan het een beetje vergelijken met een ultralight-versie van Facebook, zonder snufjes en voer voor stalkers. Gaga doet het, Kanye en 50Cent doen het, maar ook De Standaard en Studio Brussel: aan nieuws kom je op Twitter alleszins niet te kort. Mijn twittergebruik beperkt zich tot lurken, of kijken wat anderen te zeggen hebben zonder zelf al te veel te posten. Als je volgerslijst slechts een twintigtal leden telt en je timeline staat vol journalisten, wie ben ik dan om te tweeten?

Wie nog niet vertrouwd is met Twitter en het gekwetter daarrond, kan alvast oefenen op deze post-its: lekker vintage.

dinsdag 16 november 2010

Saint Nicolas

Ik zie me nog zo zitten met mijn schaartje en enkele reclameboekjes van Droomland in mijn Aladdinpyjamaatje aan de keukentafel. Steevast knipte ik Gameboys uit of andere elektronische snufjes, want zo was ik toen al: een gadgetfreak. Wie ben ik dus om kritiek te leveren op de jeugd van tegenwoordig? Het is ondertussen zestien november en elke zender, op Eén na, wordt overspoeld door reclame voor Sinterklaas. De goedzak is zaterdag immers met stoomboot, Pieten en al aangekomen in Antwerpen, dus de tijd begint stilaan te dringen. Je kan maar beter al een brief klaar hebben, of het wordt een zesdecemberochtend om te janken.

Mijn sinterklaasdagen bevonden zich grotendeels in de jaren negentig, waar ik maar al te graag mee loop te dwepen. Vanzelfsprekend, lijkt me, want kinderen van de nineties hadden Darkwing Duck, Samson en Gert met de échte Samson, Flippo's in de chips en de Slinky -die spiralen die dienden om van de trap te duwen, maar eigenlijk al na twee treden stilvielen. Van MP3-spelers was er nog geen sprake, oh nee, ik spendeerde mijn zaterdagmiddagen met een cassetterecorder en Radio Donna. En dan maar wachten tot mijn lievelingsliedjes werden gespeeld. Razend kon ik worden wanneer de presentator over de intro praatte: Leen Demaré of niet, zoiets dééd je niet, en zeker niet over de Spice Girls. Ik mag mijn ouders best dankbaar zijn dat ze niet zomaar alles voor me kochten, want als het van mij afhing liep ik op mijn negende rond als Sporty Spice met een blote buik en gigantische plateauzolen, of erger, Buffalo's. Wie die afschuwelijke dingen mist, kan trouwens nog steeds een paar kopen in de Buffalowinkel in Aalst.

Terwijl de speelgoedtechnologie me tegenwoordig vierkant uitlacht, moest ik vroeger tevreden zijn met een Quizmaster of -hoe kan het ook anders- een Furby. Voor wie die trend niet heeft mogen meemaken: een Furby was een pluizige, vogelachtige alienbaby met flaporen, grote ogen en een bekje. Zowel mijn ouders als ikzelf hebben ons daar lelijk op miskeken, want het beest bleek een regelrecht monster. En maar honger hebben, en maar wenen. Stiekem was ik blij toen de kleine zus van een vriend per ongeluk een mes in het bakkes van die vogel had geramd. Kapot. Oeps.

De enige constanten Play-Doh, ooit bekend als Kutol Wall Cleaner, en Lego. Daar hou ik me aan vast. Meer zelfs, daar kan je me nog steeds plezier mee doen. Wat ben ik blij dat kinderen tegenwoordig tandartsje spelen in plaats van doktertje en dat ze hamburgertjes maken in plaats van baby's. Ik zet alleszins mijn schoentje -zonder wortel, want dat lust de hond ook- en hoop dat ik dit jaar braaf genoeg ben geweest. Ik vrees er een beetje voor.

maandag 15 november 2010

Schoonheid van de technologie

Stel je voor: Je heet Jozef en hebt zin om af te spreken met je beste vriend Piet. Piet is boer en volop bezig met het planten van selder, want niemand in de buurt weet beter dan Piet hoe je selder moet kweken. Van heinde en verre komen selderliefhebbers naar het gat waar Piet woont om zijn selder te bewonderen. Piet moet dus hard werken wil hij zijn positie van beste selderkweker waarmaken, en dat betekent dat hij hele dagen van de mesthandelaar naar de selderzaadjesverkoper moet hollen. Jij, Jozef dus, hebt zin om je oude schoolkameraad nog eens te zien, dus spring je op je paard en gaat naar Piets huis. Helaas is Piet niet thuis, dus moet je je paard vertellen dat het net twintig kilometer heeft gereden voor niets. Bovendien had je met de tijd die je onderweg was nuttiger dingen kunnen doen, zoals een hek timmeren voor je kippen. Maar je heette Jozef en je vond het niet erg voor een gesloten deur te staan.

Vandaag zou Piet er niet zo makkelijk van af komen. Thuisgekomen van zijn tripje naar de selderkwekerswinkel zou hij niet alleen een sms-bericht vinden, maar ook enkele voicemails, Facebooknotificaties, Tweets, e-mails of -god forbid- postduiven. Hoewel, had Jozef zijn Facebook of Foursquare gecheckt, had hij ongetwijfeld gezien dat Piet niet thuis was en had hij zich die rit kunnen besparen. Zeg nu nog eens dat het vroeger simpeler was.

Het is een mythe dat de jeugd van tegenwoordig minder sociaal is. Alles draait vandaag de dag rond communicatie, kinderen worden geboren met een gsm in de hand en dat is niet per se een slechte zaak. Ik heb namelijk geleerd persoonlijkheden af te lezen uit iemands gsm-gezicht. Gsm-gezicht? Iedereen heeft het: de gelaatsuitdrukking wanneer iemand een sms'je leest en een fractie van een seconde lang niet beseft dat iedereen ziet dat hij tegen zichzelf glimlacht. Ik betrap er mezelf maar al te vaak op, maar ik ben niet de enige. Het meisje tegenover me op de metro vorige week trakteerde mij en de rest van de wagon op een eerlijke gsm-glimlach waar door ik even vergat dat het 7u45 was en dat me buiten enkel regen en school te wachten stonden.

donderdag 11 november 2010

Vrouwendag

Op en top vrouw, voel ik me. Dubbel en dik en nog eens dubbel. Zeker wanneer ik rond de middag nog in mijn nest lig te suffen in een kamer die ruikt naar slaap en snurk. Mijn bed dekt voor de gelegenheid zichzelf wanneer ik als een hinde uit mijn bed spring, naar de keuken dartel en al even elegant mijn teen tegen de kast stoot. Sierlijk, that's me. Ik vier mijn vrouw-zijn met een suikerbrioche of twee in de zetel, met de hond die jaloers naar me kijkt. Ook hij is mijn dagje vergeten, maar hem vergeef ik dat wel.

Nee, niets aan deze dag is feestelijk. Ik ben al iets meer dan 22 jaar vrouw, en dat is goed zo. Dat doe ik al die tijd al met glans en haast moeiteloos, alsof het in mijn natuur zit. Ik hoef het niet te vieren dat ik twee borsten heb, ook al heb ik die helemaal zelf gekweekt. Daar hoef ik geen felicitaties voor. Ik ben trouwens van plan nog minstens vijftig jaar vrouw te zijn, tot ik het beu ben -al is dat bij elke menstruatie- en daarna zie ik wel. Misschien kweek ik dan wel eens een piemel.

Maar vandaag is het vrouwendag en zou ik eigenlijk onder een fleece dekentje naar een weenfilm à la The Notebook moeten kijken met een pot Ben & Jerry's. Een beetje blij zitten wezen met mijn humeurwisselingen, mijn zwak voor pluizige dieren en het feit dat ik zittend plas. En dat de Duitsers dag op dag 92 jaar geleden capituleerden, dat is bijzaak. Hoera voor mijn borsten, en voor die van jou.

woensdag 10 november 2010

Digitaal gehandicapt

Ik geloof dat ik mijn middelvinger heb gebroken, of op z'n minst gekneusd. Misschien heb ik wel een heel zeldzame vorm van kanker, daar net onder mijn eerste linkermiddelvingerkootje, en moet ik niet schrikken als straks heel mijn hand spontaan afvalt. Het doet in ieder geval pijn, en hoe die pijn er is gekomen, is ook mij een raadsel. Plots was hij er, zomaar, terwijl ik "I'm yours" van Jason Mraz speelde. Misschien maakte mijn vinger daarmee een statement.

Ik heb me dus met een soort van blinde doodsangst in de medicijnkast gegooid en het resultaat is een dik ingepakte vinger die stinkt naar Fastum Gel, ofte de geur van dat goedje dat mannen op hun spieren smeren voor een match. In die context heeft dat zijn charmes, maar op mijn vinger is dat minder het geval. Het ergst van al vind ik dat niemand mijn kwaal zo serieus neemt als ik. Als ik mijn moeder vraag eens te kijken naar mijn vinger, verwacht ik toch een:"Snel! Naar spoed! Dit moeten we laten onderzoeken!" Maar omdat dat niet gebeurt, ben ik maar bezorgd voor tien.

Mijn neanderthalervoorouders zouden eens smakelijk met mij lachen als ze wisten waar ik me druk om maakte. Als ze er het woord al voor hadden, zouden ze me een mietje genoemd hebben. En gelijk hebben ze, maar ik kan heus niet de enige zijn. Als mannen vroeger in groep op mammoeten gingen jagen en stoer sabeltandtijgers verschalkten, maar vandaag niet meer alleen naar de supermarkt durven, weet je hoe laat het is. Hetzelfde geldt voor tijden waarin het blijkbaar nodig is om Perdofemina op de markt te brengen; mijn neandermama verbeet de pijn en bloedde ongetwijfeld samen met haar neandervriendinnen gewoon op de bosgrond. In haar tijd was er immers nog geen sprake van Tampax Pearl. Zij had mos en bladeren en in het beste geval konijnenvacht, en voor haar was dat genoeg. Zij had namelijk andere zorgen: er moest altijd vuur zijn en ze moest haar grot beschermen tegen beren en andere gemene beesten. Wat kon haar een beetje bloed schelen. Topwijf, mijn voormoeder.

Maar zij speelde vast geen gitaar. Zij had genoeg aan negen gezonde vingers. In tijden waar alles een toetsenbord heeft, ben je niets meer zonder linkermiddelvinger. Hoe wil je dat ik naar behoren functioneer als ik digitaal gehandicapt ben?

Dat dacht ik ook.

maandag 8 november 2010

God

Ge kunt uzelf niet meer verdragen,
mij nog minder, want uw loop
grijnst mij tranen in mijn ogen
en schiet gaten in mijn hoop.

't Is nooit lang genoeg geleden
dat ik zo vernederd werd,
en ge zijt niet eens een jager,
want ik ben ook echt geen hert,

maar ge voelt u oppermachtig
omdat ik niet van u win.
Ik ben niks en gij moogt God zijn;
daar geloof ik ook niet in.