Ik denk dat ik u van ergens ken.
Ik heb u duizend keer verteld,
gescandeerd en opgezegd
en al uw letterkes geteld.
Met wat geluk ken 'k u vanbuiten.
Al uw ogen en uw mond,
de grote lijnen van uw lichaam,
en ik geloof da'k u verstond.
Als ge wilt, moogt gij mij lezen,
want gij zijt voor wie ik schrijf,
en als mijn metrum dat van u is
en ge vindt u in mijn lijf,
wel, dan moogt ge op mij schrijven
wie ge zijt en wie ge waart.
En dan zal ik weer op u rijmen,
eerst omarmend, dan gepaard.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten